Gevangen in een web van angst

Ik zou zo graag willen zeggen dat het goed gaat. Maar dat gaat het niet. Toch zeg je dat het goed gaat als mensen vragen hoe het met je gaat. Het is een masker wat je opzet. Thuis gaat dat masker dan af. Dan vraagt mijn vriend of het wel goed met me gaat. Ik tril van de pijn en zie er meteen uit als of ik weken niet heb geslapen. Toch blijft dat masker de laatste tijd steeds meer op thuis. Overdreven vrolijk doen, blijven lachen en nergens "nee" tegen zeggen. Bij dat laatste gaat het dan mis. Er komt te veel hooi op je vork. Dat masker houd ik op omdat ik een 'normale' vriendin wil zijn. Ik wil geen zielige
vriendin zijn. Ik wil niet ziek zijn...
Maar dat ben ik wel. Zo lang er geen medicijn is, zal ik nooit genezen, zal ik altijd de (zieke) vriendin met endometriose blijven. Ik sta onze toekomst in de weg. Zo voelt het voor mij. Bang dat ik hem van me af duw, dat hij me za verlaten. Al hij wil gaan, gaat hij toch wel. En als hij me verlaat vanwege mijn ziekte, is hij het niet waard, is hij mij niet waard. Toch is het beangstigend, het idee iemand te verliezen waarvan je zoveel houd. Ik stel me dat constant voor, voel de pijn, ervaar het gevoel. Iedere keer weer. Iedere keer dat ik er aan denk, wordt het gevoel erger, de angst groter. Ik voed mijn
eigen angst.
Ik droom dat hij spoorloos is, dat ik hem moet begraven, dat hij nooit heeft bestaan. Nachtmerries die zo echt voelen. En ik kan niet wakker worden. Gevangen in een web van angst. Het vreet je op, het sloopt je. Mijn bindingsangst heeft zich gemuteerd in verlatingsangst. Ik raak in paniek als mijn vriend weg gaat en ik alleen thuis blijf. Niet als hij moet werken, dan weet ik wanneer hij thuis komt en dat hij thuis komt. Maar als hij naar vrienden gaat, in het weekend bijvoorbeeld of een midweek weg. Ik wil niet dat hij me verlaat, niet wetende wanneer hij terug komt, of een ander ontmoet. Ik word boos als hij niet met me mee komt. Niet op hem, maar op mezelf. Vroeger was ik zelfstandig en onafhankelijk. Woonde alleen, zorgde voor mezelf. De angst heeft bezit van me genomen. Door deze ziekte heb ik een angst gecreëerd. Wat als ik nog single was geweest? Had ik dan weer bij mijn ouders op de bank gezeten?  Tijdens de pijnaanvallen wat het prettig als er iemand bij me was. En wat is er nou fijner om in de armen van je geliefde te vallen en daar uit te huilen. Door de pijnaanvallen wilde ik niet meer alleen zijn tijdens een aanval. Dat willen, is kunnen geworden. Door de pijnaanvallen kan ik niet meer alleen zijn tijdens een aanval. Wetende dat ieder moment zo'n aanval kan komen. Niet wetende wanneer zo'n aanval kan komen. Iedere keer als ik weer een aanval heb, word ik weer herinnerd aan het alleen zijn, het verlaten worden. Een angst die gevoed wordt door de aanvallen en gedachtes. Je denkt, je voelt, je handelt. Ik denk dat mijn vriend me verlaat, ik hem verlies. Ik voel de angst, de pijn. Ik word bang, raak in paniek, word boos en maak ruzie. Mede doordat de vader van mijn vriend jong is overleden, ben ik bang dat hij het zelfde lot zal ondergaan. Door mijn angst ga ik eisen, druk ik mijn wil door en word ik een vreselijke vriendin. Het enige waardoor hij gaat lopen, is dat wat ik zelf creëer. Dat waar ik bang voor ben, breng ik door mijn eigen angst tot stand. Niet mijn ziekte doet hem laten wegrennen, maar mijn eigen angst, gevoed door mijn eigen gedachtes, ontstaan uit een samenloop van omstandigheden waar onder mijn ziekte. Het is niet te verwijten aan mijn ziekte, maar aan de gedachtes die ik zelf in mijn hoofd maak. En daar moet ik me goed bewust van zijn. Ik doe het zelf. Ik duw hem zo van me af, in plaats van dat ik hem naar me toe trek. Dat masker gaat af, ik stel me open. Want anders kan ik er beter meteen een punt achter zetten. En dat is iets wat ik absoluut niet wil. Wij horen bij elkaar, de liefde is zo puur en is alles waar het voor staat. Laat het los, laat het gaan. Al doet het pijn en is het zwaar, het is iets wat nu echt moet.